Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fes·ti·val·va·kan·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord festivalvakantie festivalvakanties
verkleinwoord festivalvakantietje festivalvakantietjes

Zelfstandig naamwoord

de festivalvakantiev

  1. een vakantie waarbij men een muziekfestival bezoekt; festival bezoek als vakantie
     Bij een multidisciplinair festival als Sziget is de vergelijking met Lowlands makkelijk gelegd. Toch ziet Thümmler niet een direct verband tussen de stijgende kaartverkoop van Sziget en de steeds snellere uitverkoop van Lowlands. "Er zijn overeenkomsten, maar ook voordat Lowlands was uitverkocht ging de verkoop voor Sziget hard. De Nederlander heeft gewoon het concept festivalvakantie ontdekt."[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Nederlanders overspoelen Sziget Festival” (Donderdag 5 mei 2011, 18:47), NOS