Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • feest·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord feestbezoek
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het feestbezoeko

  1. mensen die deelnemen aan een feest
     Ruud van der Peijl wordt 57 jaar en viert zijn verjaring in Sociëteit Sexyland. "Het wordt een legendarisch feest zoals ik die in de jaren negentig in de Roxy en de Supperclub organiseerde," aldus de kunstenaar. Alles leuk en aardig maar de jarige job legt zijn feestbezoek wél een strikte dresscode op: een superheld, in cocktailjurk of naakt.[1]
  2. de keer dat men naar een feest gaat
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Dit mag je deze week niet missen” (13 november 2017), Het Parool