Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fat·soens·mens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fatsoensmens fatsoensmensen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het fatsoensmenso

  1. iemand die heel beleefd is; iemand die heel fatsoenlijk is; iemand die een beetje burgerlijk en bekrompen is
     Hoe kon een burgerlijk fatsoensmens, J. S. Bach genaamd, zulke geniale muziek componeren? Waar komt toch de haast magische aantrekkingskracht van zijn muziek vandaan? Een afdoende antwoord op deze vraag zal wel nooit gegeven worden.[1]
     Kortom, Rutte doet nu heel erg zijn best Mister Tough Guy te spelen. Overal waar hij verschijnt, verkondigt hij de hardvochtige maatregelen – verkocht als ‘hoogstnoodzakelijk’ en ‘onvermijdelijk’. Het is, nogmaals, niet zijn natuurlijke stijl, maar het lijkt er sterk op dat het perskorps dermate geobsedeerd is door de demon op de rechterflank, Wilders, dat ‘fatsoensmens Rutte’ er nu relatief makkelijk tussendoor glipt.[2]
     Het fatsoensmens in je weigert dit botweg te geloven.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    S. M. W. Bezemer
    “Zoektocht naar Bachs geheim” (23-02-2011), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron “Zacht ei speelt het hard” (8/05/2010), HP de Tijd
  3. All-inclusive”   (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht  , ISBN 90-229-9182-2