etaleur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- eta·leur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van etaleren met het achtervoegsel -eur[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | etaleur | etaleurs |
verkleinwoord | etaleurtje | etaleurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de etaleur m
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van etaleuse
Gangbaarheid
- Het woord etaleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "etaleur" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be