Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • en·ca·jar·se
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
encajar
encajaba
encajado
volledig

Werkwoord

encajarse

  1. wederkerend zich wringen in
  2. vastlopen, vast komen te zitten
  3. zich bemoeien met
  4. aandoen, aantrekken, van kleding
Synoniemen

Verwijzingen