Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • elf·de·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen elfdelig
verbogen elfdelige
partitief elfdeligs

Bijvoeglijk naamwoord

elfdelig

  1. bestaande uit vier afzonderlijke voorwerpen
    • Als uitsmijter had Iversen een elfdelige couturecollectie gemaakt, waar de pièce de résistance van vandaag bij hoort. Deze bruidsjurk is van voren geborduurd met talloze stoffen bloemblaadjes - die doen het altijd goed op een trouwerij. Ook fijn dat er mouwen aan zitten, want strapless trouwjurken kunnen nogal eens voor nare bingo wings-toestanden zorgen. [1] 
    • Marco Borsato, die het afgelopen jaar de meest gestreamde Nederlandse zanger op Spotify was, begint later deze maand aan de eerste van een elfdelige reeks uitverkochte Symphonica In Rosso-concerten in Ziggo Dome. Borsato is de eerste artiest die de concertreeks voor de tweede keer doet. [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen