droosje
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- droos·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | droosje | droosjes |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) predikatie
- (Jiddisch-Hebreeuws) in 'droosjesmaker': praatjesmaker
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'droosje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.