Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • droom·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord droomtijd droomtijden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de droomtijdm

  1. (sport) heel korte duur waarin een sportprestatie is geleverd (bij sporten waarin het om snelheid gaat)
     Een droomtijd, noemde haar coach Bart Bennema het al, een wereldtijd. De indrukwekkende 22,03 waarmee Dafne Schippers vrijdag bij de EK atletiek in Zürich op de 200 meter zegevierde, galmt nog altijd na.[1]
  2. heel fijne periode
     Hoewel Olga en haar man Frank Maanders (62) tientallen jaren ouder zijn dan sommige andere deelnemers, gaven ze hen qua energie wekenlang het nakijken. Er was tegenspoed toen ze betrokken raakten bij een busongeluk, maar verder had het dolverliefde duo een droomtijd. Frank dronk een shotje uit de navel van Olga en het stel genoot van een diner op een apocalyptisch ogende zandvlakte.[2]
  3. mythologie van de Australische Aborigines

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Wat is Schippers' 22,03 waard?” (17 augustus 2014, 09:09), NOS
  2.   Weblink bron
    Leon van Wijk
    “Pechmagneet Olga Commandeur mag tóch door in reisshow RTL, maar nieuwe ellende wacht” (17 augustus 2014, 09:09), Tubantia