disambigueren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van disambigueren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		disambigueren			te disambigueren
	toekomend		zullen disambigueren			te zullen disambigueren
voltooid	tegenwoordig		hebben gedisambigueerd			te hebben gedisambigueerd
	toekomend		gedisambigueerd zullen hebben			gedisambigueerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	disambiguerend		gedisambigueerd			ev. disambigueer	mv. verouderd disambigueert	disambiguere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	disambigueer	disambigueert	disambigueert	disambigueert	disambigueert	disambigueren	disambigueren	disambigueren
verleden (o.v.t.)	disambigueerde	disambigueerde	disambigueerde	disambigueerde	disambigueerde	disambigueerden	disambigueerden	disambigueerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal disambigueren	zult/zal disambigueren	zult/zal disambigueren	zult disambigueren	zal disambigueren	zullen disambigueren	zullen disambigueren	zullen disambigueren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou disambigueren	zou disambigueren	zou(dt) disambigueren	zoudt disambigueren	zou disambigueren	zouden disambigueren	zouden disambigueren	zouden disambigueren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gedisambigueerd	hebt gedisambigueerd	hebt/heeft gedisambigueerd	hebt gedisambigueerd	heeft gedisambigueerd	hebben gedisambigueerd	hebben gedisambigueerd	hebben gedisambigueerd
verleden (v.v.t.)	had gedisambigueerd	had gedisambigueerd	had gedisambigueerd	hadt gedisambigueerd	had gedisambigueerd	hadden gedisambigueerd	hadden gedisambigueerd	hadden gedisambigueerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedisambigueerd hebben	zal/zult gedisambigueerd hebben	zult/zal gedisambigueerd hebben	zult gedisambigueerd hebben	zal gedisambigueerd hebben	zullen gedisambigueerd hebben	zullen gedisambigueerd hebben	zullen gedisambigueerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedisambigueerd hebben	zou gedisambigueerd hebben	zou/zoudt gedisambigueerd hebben	zoudt gedisambigueerd hebben	zou gedisambigueerd hebben	zouden gedisambigueerd hebben	zouden gedisambigueerd hebben	zouden gedisambigueerd hebben