Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • den met de uitgang -s

Zelfstandig naamwoord

dens mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord den

Werkwoord

dens

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) den


Latijn

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

dens m

  1. (anatomie) tand
  2. (metonymisch) tand, uitsteeksel
  3. (figuurlijk) afgunst, jaloezie
Verbuiging