Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dek·tijd·stip
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dektijdstip dektijdstippen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dektijdstipo

  1. tijdstip waarop een vrouwtjes (huis)dier vruchtbaar is en dus bevrucht kan worden

Gangbaarheid

35 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be