tijdstip
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tijd·stip
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tijd en stip
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tijdstip | tijdstippen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het tijdstip o
- een punt in de tijd
- Op dat tijdstip lag ik nog lekker te slapen.
Synoniemen
Vertalingen
1. een punt in de tijd
Gangbaarheid
- Het woord tijdstip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "tijdstip" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be