declamatorisch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·cla·ma·to·risch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van declamator met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | declamatorisch | declamatorischer | |
verbogen | declamatorische | declamatorischere | |
partitief | declamatorisch | declamatorischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
declamatorisch [1]
- als een declamator
Gangbaarheid
- Het woord declamatorisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.