convent
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·vent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘klooster’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
- afgeleid van het Franse 'convent' of het Latijnse conventus (met het voorvoegsel con-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | convent | conventen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- vergadering, samenkomst
- kloostergemeenschap, kloostergemeente
- vergadering van kloosterlingen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord convent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "convent" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "convent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ convent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
convent | convents |
Zelfstandig naamwoord
convent