Nederlands

 
controletoren
Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tro·le·to·ren
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord controletoren controletorens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de controletorenm

  1. torenvormig gebouw van waaruit het (vlieg)verkeer wordt gecontroleerd
     In de haven van de Italiaanse stad Genua zijn gisteravond zeker drie mensen omgekomen toen een schip de controletoren ramde. De toren stortte grotendeels in en er worden nog steeds zeven man vermist.[2]
     De F-16-piloot die gisteren per ongeluk een controletoren op Vlieland onder vuur nam, is zich een ongeluk geschrokken. In de toren op oefenterrein Vliehors zaten twee militairen. Zij bleven ongedeerd.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Doden bij aanvaring Genua” (Woensdag 8 mei 2013, 09:47), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Piloot Vlieland schrok zich rot” (Dinsdag 5 november 2013, 09:15), NOS