Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tract·par·tij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord contractpartij contractpartijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de contractpartijv

  1. (economie) een van de ondertekenaars van een economische overeenkomst
     Volgens FC Twente is Doyen “steeds een loyale contractpartij” geweest, die FC Twente vrij heeft gelaten in haar eigen besluitvorming.[1]
     Anders dan in een gewone markt is in de zorgmarkt de financier en contractpartij (in dit geval de gemeente), iemand anders dan de echte klant van het bedrijf.[2]
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Investeringsfonds Doyen geeft Twente meer tijd” (26-04-2016), NOS
  2.   Weblink bron
    Pieter-Jan Klok
    “Klant van zorgbedrijven verdient extra bescherming” (20-05-2019), Tubantia