Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cur·re·rend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: concurreren
verbogen vorm: concurrerende

concurrerend

  1. onvoltooid deelwoord van concurreren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen concurrerend concurrerender concurrerendst
verbogen concurrerende concurrerendere concurrerendste
partitief concurrerends concurrerenders -

Bijvoeglijk naamwoord

concurrerend

  1. aantrekkelijk in vergelijking met mededingers
    • De bouwondernemer deed een concurrerend voorstel en kreeg de opdracht. 
  2. met elkaar wedijverend
    • De concurrerende firma's hadden van tevoren met elkaar afgesproken welke hoge prijs ze zouden vragen. 

Gangbaarheid