colporteren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  colporteren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• col·por·te·ren

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘te koop aanbieden’ voor het eerst aangetroffen in 1847
• afgeleid van het Franse colporter (met het achtervoegsel -eren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
colporteren	colporteerde	gecolporteerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

colporteren

1. overgankelijk langs de huizen trachten te verkopen

Synoniemen

• leuren, venten

Afgeleide begrippen

• colportage, colporteur, colporteuse, colportrice

Vertalingen

    1.   

Engels: peddle (en), sell door-to-door (en) Frans: colporter (fr)

Spaans: vender como buhonero (es)

Gangbaarheid

• Het woord colporteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "colporteren" herkend door:

78 %	van de Nederlanders;
49 %	van de Vlamingen.