Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • char·la·ta·ne·rie
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord charlatanerie charlatanerieën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de charlataneriev

  1. bedrog over afkomst, vaardigheden, intenties of prestaties
     Maar de pers in Londen lachte om de tentoonstelling, of gaf zelfs aan dat die pervers en oorlogszuchtig was, maar tegelijkertijd amateuristische charlatanerie.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496