Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cen·trum·ge·bied
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord centrumgebied centrumgebieden
verkleinwoord centrumgebiedje centrumgebiedjes

Zelfstandig naamwoord

het centrumgebiedo

  1. terrein in het midden van iets; met name de wijk in het midden van een stad
     Volgens Ort was het hard werken om weer uit het financiële dal te klimmen. "Je moet tegenwoordig beleving toevoegen aan zo’n centrumgebied. Dat doen wij hier samen, met 400 ondernemers. We hebben eigenlijk één plan en één verhaal voor een integraal opererend centrum. En dat is succesvol."[1]
     Niek Bosch, Goudappel Coffeng BV "De hoogte van het parkeertarief dient nauwkeurig te worden bepaald, omdat een te laag tarief (een deel van) de langparkeerders onvoldoende zal ontmoedigen, terwijl een te hoog tarief (een deel van) de kortparkeerders (bezoekers van het centrumgebied) zal ontmoedigen om het gebied te bezoeken, zodat zij naar concurrerende gebieden zullen gaan."[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Ga je vandaag winkelen? Nou, je bent niet de enige” (Zaterdag 17 december 2016, 09:15), NOS
  2.   Weblink bron “Parkeren kost geld” (Maandag 1 maart 2010, 18:28), NOS