Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cd-win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cd-winkel cd-winkels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cd-winkelm

  1. winkel waar men compact discs verkoopt
    • De organist van de Grote Kerk in Gorinchem speelt op zijn ‘eigen’ Bätz/Witteorgel uit 1853 de vijf sontates van Bastiaans, aangevuld met enkele andere grote werken van de Haarlemse musicus, die leefde van 1812 tot 1875. De dubbel-cd is een initiatief van Landgoed Gerianna te Werkendam en komt uit op het jonge label van de cd-winkel (LG Organ Classics 20140510).[1] 
    • De evangelische boek- en CD-winkel De Wegwijzer in Vroomshoop sluit op 1 oktober de deuren, de verkoop viel de laatste jaren niet mee. „Aan alles komt een eind. Onze missie is volbracht.”[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen