boomchirurg
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boomchirurg (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbomʃiˌrʏrəx / (3 of 4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈbom.ʃiˌrɵrχ/
Woordafbreking
- boom·chi·rurg
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boom en chirurg
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boomchirurg | boomchirurgen |
verkleinwoord | boomchirurgje | boomchirurgjes |
Zelfstandig naamwoord
de boomchirurg m
- (beroep) iemand die (niet gehinderd door kennis van zaken en) met het inzetten van mechanische technieken probeert bomen te verzorgen
- De boomchirurg heeft de rotte plek uitgefreesd.
Verwante begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord boomchirurg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.