Nederlands

 
bloemenkraam
Uitspraak
Woordafbreking
  • bloe·men·kraam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bloemenkraam bloemenkramen
verkleinwoord bloemenkraampje bloemenkraampjes

Zelfstandig naamwoord

de bloemenkraamv / m

  1. kraam op de markt of op straat waar men bloemen verkoopt
     De bloemenkraam was jarenlang een vertrouwd gezicht op de Hengelose markt én op de weekmarkt van Delden. Maar sinds vorige week is hun plek leeg. Van de vaste klanten is al afscheid genomen, via Facebook zegt de bloemist de vele klanten vaarwel.[1]
     ,,Heel belangrijk”, zegt Mieke Bensink (57), die net een plant heeft gehaald bij de bloemenkraam. ,,Zo zie je elkaar weer eens. En het is ook makkelijk. Twee keer per week naar Twello voor de grote boodschappen en hier even verse spullen halen. Of een plant, ik heb vanavond een feestje.”[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Bloemenzaak Katja Zomer stond 30 jaar op Hengelose markt, maar stopt er nu mee” (11-02-2020), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Ivar Penris
    “Minimarkt Wilp is cement van het dorp en mag niet verdwijnen, waarschuwen de bedenkers” (19-06-2021), Tubantia