Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bloe·men·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bloemenhandelaar bloemenhandelaren
bloemenhandelaars
verkleinwoord bloemenhandelaartje bloemenhandelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de bloemenhandelaarm

  1. iemand die voor zijn beroep bloemen in- en verkoopt
  2. winkelier of marktkoopman die bloemen verkoopt aan klanten
    • Deze bloemenhandelaar is aangesloten bij Fleurop. 
Synoniemen

Gangbaarheid