Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Blinker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • blin·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blinker blinkers
verkleinwoord blinkertje blinkertjes

Zelfstandig naamwoord

de blinkerm

  1. (visserij) klein visje dat als aas wordt gebruikt [2] [3]
  2. (informeel) Bargoense benaming voor tand [4]
Synoniemen

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
blinker blinkers

Zelfstandig naamwoord

blinker

  1. indicator
  2. knipperlicht
Synoniemen


Noors

Woordafbreking
  • blin·ker

Werkwoord

blinker

  1. tegenwoordige tijd van blinke

Zelfstandig naamwoord

blinker, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van blink