biopteren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van biopteren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		biopteren			te biopteren
	toekomend		zullen biopteren			te zullen biopteren
voltooid	tegenwoordig		gebiopteerd			te gebiopteerd
	toekomend		gebiopteerd zullen			gebiopteerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	biopterend		gebiopteerd			ev. biopteer	mv. verouderd biopteert	bioptere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	biopteer	biopteert	biopteert	biopteert	biopteert	biopteren	biopteren	biopteren
verleden (o.v.t.)	biopteerde	biopteerde	biopteerde	biopteerde	biopteerde	biopteerden	biopteerden	biopteerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal biopteren	zult/zal biopteren	zult/zal biopteren	zult biopteren	zal biopteren	zullen biopteren	zullen biopteren	zullen biopteren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou biopteren	zou biopteren	zou(dt) biopteren	zoudt biopteren	zou biopteren	zouden biopteren	zouden biopteren	zouden biopteren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij