Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·klem·to·nen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de bijklemtonenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bijklemtoon
     Of, tenslotte, nog iets anders gezegd: is er een automatische één-op-één relatie tussen de bomen die de output zijn van de procedure die hoofdklemtoon verantwoord, en de bomen die gewenst zijn als we bijklemtonen en reductieposities willen aangeven?[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Mieke Trommelen & Wim Zonneveld
    “Klemtoon en metrische fonologie.” (1989), Dick Coutinho, Muiderberg, ISBN 9062837859, p. 109