Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·wijs·grond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bewijsgrond bewijsgronden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bewijsgrondm

  1. (juridisch) argument of bewijsmateriaal in een bewijsvoering
     Het CAS oordeelde dat de door de FIFA opgelegde strafmaat, gezien de geringe bewijsgrond, excessief is. Santos zou op het WK van vorig jaar in Brazilië, toen nog als bondscoach van Griekenland, na de verloren achtste finale tegen Costa Rica officials hebben beledigd. Hij werd tijdens het duel wegens aanmerkingen op de leiding naar de tribune gestuurd.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Straf Portugese bondscoach gereduceerd” (Maandag 23 maart 2015, 15:54), NOS