Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·tim·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
betimmeren
betimmerde
betimmerd
zwak -d volledig

Werkwoord

betimmeren

  1. overgankelijk het aanbrengen van sierhout
    • De achterwand is geheel betimmerd. 
Vertalingen

Gangbaarheid