Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·sta·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van staak met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -en

Werkwoord

bestaken [1]

  1. van staken voorzien

Werkwoord

vervoeging van
besteken

bestaken

  1. meervoud verleden tijd van besteken
    • Wij bestaken. 
    • Jullie bestaken. 
    • Zij bestaken. 

Gangbaarheid

Verwijzingen