Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·speel·de

Werkwoord

vervoeging van
bespelen

bespeelde

  1. enkelvoud verleden tijd van bespelen
    • Ik bespeelde. 
    • Jij bespeelde. 
    • Hij, zij, het bespeelde. 
  2. verbogen vorm van bespeeld, voltooid deelwoord van bespelen