besmettingsgeval
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·smet·tings·ge·val
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van besmetting en geval met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | besmettingsgeval | besmettingsgevallen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het besmettingsgeval o
- (medisch) iemand die door iets besmet geraakt is
- In Noord-Brabant waren de meeste besmettingsgevallen van het coronavirus.