Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·smet·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord besmetting besmettingen
verkleinwoord besmettinkje besmettinkjes

Zelfstandig naamwoord

de besmettingv

  1. (medisch) blootstelling aan een ziektekiem
    • Niet iedereen wordt van een besmetting ziek, er zijn genoeg gezonde dragers van ziektekiemen. 
    • Volgens de Gezondheidsraad kan PrEP helpen het aantal besmettingen van hiv te verlagen. Critici vinden dat het seks zonder condoom aanspoort.[1] 
     In veel Europese landen stabiliseert het aantal doden en besmettingen, in Zweden blijft de curve doorlopen.[2]
     Sinds 5 oktober is voor heel het land weer een ophok- en afschermplicht van kracht voor houders van pluimvee en andere vogelsoorten. De maatregel werd afgekondigd vanwege een toename van het aantal besmettingen in september en uit angst voor meer besmettingen bij voornamelijk wilde vogels. De plicht om vogels binnen te laten geldt niet alleen voor bedrijven, maar ook voor hobbyhouders.[3]
  2. (natuurkunde) blootstelling aan een radioactieve isotoop, gewoonlijk door aanraking of inname
    • Vooral een besmetting met radioactief jodium is gevaarlijk na een kernongeluk. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Sophie van Oostvoorn 27 maart 2018 Gezondheidsraad: verstrek hiv preventiemiddel PrEP
  2.   Weblink bron “Brein achter omstreden Zweedse coronastrategie geeft fouten toe” (03-06-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Grootste uitbraak vogelgriep tot nu toe: 300.000 vogels gedood in Heythuysen” (20 oktober 2022), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord besmetting besmettings

Zelfstandig naamwoord

besmetting

  1. (medisch)(natuurkunde) besmetting