Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·ne·den·loop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord benedenloop benedenlopen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de benedenloopm

  1. deel van een rivier dat het dichtste bij de zee ligt
     De stad was gelegen aan de Rynva, een brede rivier waarvan de midden- en benedenloop bevaren werden, en aan een van de spoorlijnen die de Oeral doorkruisten.[1]
     Hier een video van de zoekactie eerder op de dag in de benedenloop. Na het schutten van de sluis is bij het zoeken in de bovenloop uiteindelijk het stoffelijk overschot van de Borculoer gevonden.[2]
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  2.   Weblink bron “Lichaam vermiste Borculoër gevonden” (18-12-2012), Tubantia