Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·grens·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen begrensbaar begrensbaarder begrensbaarst
verbogen begrensbare begrensbaardere begrensbaarste
partitief begrensbaars begrensbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

begrensbaar

  1. dat er aan een eigenschap van iets een maximum verbonden is
    • De maximumsnelheid van deze kinder quad is begrensbaar vanaf 15 km per uur. 

Gangbaarheid