Nederlands

 
1. Een deel van de baroktuin bij Paleis Het Loo  .
Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·rok·tuin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord baroktuin baroktuinen
verkleinwoord baroktuintje baroktuintjes

Zelfstandig naamwoord

de baroktuinm

  1. (tuinieren) omheind stuk grond waar planten in symmetrische vormen zijn geplant en gesnoeid, zoals dat mode was in siertuinen uit de 17e eeuw
     Willem en Mary waren allebei verzot op tuinen. In Nederland hadden ze bij jachtpaleis Het Loo al een spectaculaire baroktuin laten aanleggen onder toezicht van Hans Willem Bentinck, naar een ontwerp van de Franse tuinarchitect Daniel Marot.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Dick Wittenberg
    “Twee eeuwen niet gesnoeid; De restauratie van de Britse baroktuin Privy Garden” (1 september 1995) op nrc.nl