Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·sem·bla·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord assemblage assemblages
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de assemblagev [3]

  1. (techniek) het in elkaar zetten van onderdelen tot een geheel
  2. product dat door assemblage ontstaat
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen