antarctisch
Niet te verwarren met: Antarctisch |
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
Uitspraak
- Geluid: antarctisch (hulp, bestand)
- IPA: / ɑntˈɑrktis / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- an·tarc·tisch
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van Antarctica met het achtervoegsel -isch [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | antarctisch | antarctischer | |
verbogen | antarctische | antarctischere | |
partitief | antarctisch | antarctischers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
antarctisch
- verouderde spelling of vorm van Antarctisch tot 2006, betrekking hebbend op de Zuidpool
- zeer koud
Gangbaarheid
- Het woord antarctisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "antarctisch" herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ antarctisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be