Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·weer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afweerder afweerders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afweerderm

  1. iets of iemand die iets of iemand beschermt tegen kwade invloeden
    • De haan is het zinnebeeld der zon en als zoodanig ook een afweerder van spoken en kwade invloeden. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. DBNL (1886)–M.T.H. Perelaer Baboe dalima. Opium roman. Deel 2 geraadpleegd 29 december 2018
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be