afdienen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·die·nen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en dienen ww
Werkwoord
afdienen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afdienen |
diende af |
afgediend |
zwak -d | volledig |
- (voeding) het leegmaken van de tafel na de maaltijd
- Ja, Tilleke, nu moogt ge alles afdienen; nee, schenk toch nog maar een kopje in. [2]
Synoniemen
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord afdienen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afdienen" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ August van Cauwelaert Meneer de Rechter Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1937
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be