Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ad·vi·se·rend

Werkwoord

vervoeging van: adviseren
verbogen vorm: adviserende

adviserend

  1. onvoltooid deelwoord van adviseren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen adviserend adviserender adviserendst
verbogen adviserende adviserendere adviserendste
partitief adviserends adviserenders -

Bijvoeglijk naamwoord

adviserend

  1. tegen iemand zeggend wat het beste voor hem zou zijn, raadgevend, aanbevelingen gevend
    • - Een arts heeft steeds meer een adviserende rol voor haar patiënten en veel minder een dwingend voorschrijvende rol. 
  2. inlichtingen gevend
    • - Deze commissies hebben aanmerkelijk minder bevoegdheden en hebben vooral een adviserende taak. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC Elsje Jorritsma 24 november 2016