Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·spe·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterspeler achterspelers
verkleinwoord achterspelertje achterspelertjes

Zelfstandig naamwoord

de achterspelerm

  1. (spel) (sport) een speler die bij groepsspelen de achterste positie voor zijn rekening neemt
    • In rugby is een van de belangrijkste spelers de achterspeler. 

Gangbaarheid