Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 876 [1]

Voorzetsel

achter

  1. verder weg dan (gezien vanaf de spreker of anderszins)
    • De zon gaat schuil achter de wolken. 
  2. verborgen
     Het voelde bijna alsof er een diepere betekenis achter zat.[2]
  3. aan de achterkant
    • Bob zit voor zijn werk de hele dag achter de computer. 
    • Piet parkeert zijn auto achter de winkel. 
  4. later in rangorde
    • Toen stond PSV achter Ajax en Feyenoord in de eredivisie. 
  5. in het laatste gedeelte
    • Hij is achter in de vijftig. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
  • achter de wolken schijnt de zon
alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter
Vertalingen

Bijwoord

  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     achter  
 persoonlijk     erachter  
aanwijz.   nabij     hierachter  
  veraf     daarachter  
  vragend/betrekk.     waarachter  

achter

  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    • Hier zit meer achter. 
  2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • Achterlaten: Hij liet een goed lopend bedrijf achter. 
    • Hij loopt achter met zijn werk, dus hij moet nog veel inhalen. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Nedersaksische achter

Bijvoeglijk naamwoord

achter

  1. achter, achter-
Afgeleide begrippen

Hoofdtelwoord

achter

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief van acht
Anagrammen


Fries

Voorzetsel

achter

  1. achter


Limburgs

Uitspraak
enkelvoud meervoud
bepaald geheel achtere achterer
gemut. - -
onbepaald geheel achter achter
gemut. - -

Voorzetsel

achter + accusatief/datief

  1. (Hooglimburgs) achter.
  2. (Hooglimburgs) na.
    «Achter vief oere, den aere 'ch bie dich.»
    Na vijf uur ben ik bij jou.


Middelnederduits

Voorzetsel

achter

  1. achter; aan de achterkant
Overerving en ontlening


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudnederlandse after

Voorzetsel

achter + datief / accusatief

  1. achter; aan de achterkant
  2. achter, na; later in rangorde
  3. na; in tijd volgend op
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening

Verwijzingen


Nedersaksisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelnederduitse achter

Voorzetsel

achter

  1. achter; aan de achterkant
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening


Oost-Fries

Voorzetsel

achter

  1. achter; aan de achterkant


Veluws

Voorzetsel

achter

  1. achter


West-Vlaams

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelnederlandse achter

Voegwoord

achter

  1. na
Afgeleide begrippen