Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·op
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

achterop

  1. op de achterzijde of het achterdeel
    • Hij reed met zijn vriendin achterop naar Leiden. 
  2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • achteroplopen: Nederland loopt nog steeds achterop, vergeleken met de buurlanden. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be