Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
achicharrar
achicharraba
achicharrado
volledig

Werkwoord

achicharrar

Woordafbreking
  1. laten aanbranden (van voedsel), blakeren, verschroeien
  2. kwellen, lastig vallen, het leven zuur maken, plagen
  3. doorzeven (met kogels)
Synoniemen
  1. quemar, calentar intensamente
  2. fastidiar
  3. matar