accessibel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: accessibel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ac·ces·si·bel
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Frans [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | accessibel | accessibeler | accessibelst |
verbogen | accessibele | accessibelere | accessibelste |
partitief | accessibels | accessibelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
accessibel
- het gemak waarmee men tot iets of iemand toegang krijgt
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord accessibel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.