Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aap·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aapachtig aapachtiger aapachtigst
verbogen aapachtige aapachtigere aapachtigste
partitief aapachtigs aapachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

aapachtig

  1. gelijkend op een aap
    • Hij had een aapachtig voorkomen. 
  2. bespottelijk

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be