Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vals·op·zet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalsopzet aanvalsopzetten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aanvalsopzet m / o

  1. (sport) (militair) het ontwerp van een offensieve actie
     Vijf minuten na rust was de wedstrijd al beslist. De aanvalsopzet was mooi, de assist van Klaas-Jan Huntelaar evenzeer en het schot van Wesley Sneijder hard en hoog in het Kazachse doel.[1]
     Oranje haakte door aanvallende impulsen van Nimir Abdelaziz en een paar solide blokpunten tot halverwege de eerste set aan. Slovenië had daarna goed het oog in de Nederlandse aanvalsopzet, hield het potdicht en drukte vlot door.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Nederland pakt winst in Kazachstan” (10 okotober 2015), NOS
  2.   Weblink bron “Volleybalmannen komen tekort tegen Slovenië in Nations League” (3 juni 2021), NOS