Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·to·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aantoning aantoningen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aantoningv

  1. het bewijzen van iets
     ,,De aantoning van de effectiviteit is gewoon nog onvoldoende. Kijk naar patiëntervaringen en je hoort dat een flink aantal mensen ermee geholpen is, maar dat is niet genoeg om een geneesmiddel geregistreerd te krijgen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Lennaert Rooijakkers
    “Mediwiet is aan opmars bezig” (05-03-2017), Tubantia
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be