aanschikken
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanschikken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈansxɪkə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·schik·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en schikken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanschikken |
schikte aan |
aangeschikt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
aanschikken
- ergatief aan tafel plaatsnemen
- Toen hij thuis kwam was het eten al klaar. Hij kon meteen aanschikken.
- dichter bij elkaar gaan zitten
Synoniemen
- [1] aanschuiven
Gangbaarheid
- Het woord 'aanschikken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.